-
1 Verkehr
Verkehr〈m.; Verkehrs〉5 〈 eufemistisch〉geslachtsverkeer, omgang♦voorbeelden:3 in brieflichem Verkehr mit jemandem stehen • met iemand corresponderen, schriftelijk contact met iemand hebben -
2 Briefwechsel
-
3 in brieflichem Verkehr mit jemandem stehen
met iemand corresponderen, schriftelijk contact met iemand hebbenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > in brieflichem Verkehr mit jemandem stehen
-
4 Brief
〈m.; Brief(e)s, Briefe〉2 brief, mapje♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 ein blauer Brief • (a) een ontslagbrief; (b) een mededeling aan de ouders over slechte prestaties van de leerling(e)ein eingeschriebener, offener Brief • een aangetekende, open briefmit jemandem Briefe wechseln • met iemand corresponderen -
5 mit jemandem Briefe wechseln
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > mit jemandem Briefe wechseln
-
6 austauschen
austauschen♦voorbeelden:Gedanken austauschen • van gedachten wisselenZärtlichkeiten austauschen • elkaar liefkozen♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский